Wat is Dyslexie?
In Nederland wordt officieel de volgende definities van dyslexie gehanteerd:
Dyslexie is een stoornis die gekenmerkt wordt door een hardnekkig probleem met het aanleren en het accuraat en/of vlot toepassen van het lezen en/of spellen op woordniveau (Stichting Dyslexie Nederland, 2008).
Bij leerlingen met dyslexie is het lees-/spellingprobleem hardnekkig. De hardnekkigheid moet over een langere periode met herhaalde testafnames aangetoond worden. Voor de vaststelling van dyslexie kan dus nooit worden volstaan met een eenmalige toetsafname. Hardnekkigheid blijkt als extra, planmatige en intensieve didactische maatregelen en remediёringsinspanningen nauwelijks leiden tot een verbetering van de lees-/spellingvaardigheid. Sommige leerlingen met lees-/spellingproblemen lopen hun achterstand weer in na een periode van effectieve begeleiding. Bij leerlingen met dyslexie blijft er altijd een zekere achterstand bestaan, ook na systematische hulp. Dus ook na een periode van intensieve begeleiding en behandeling, zal een leerling met dyslexie problemen met lezen en schrijven blijven ervaren: dyslexie heb je voor het leven (zie ook van der Leij, 2003).De mate waarin een kind er last van heeft, is afhankelijk van zijn leeftijd, het onderwijsaanbod en zijn intellectuele mogelijkheden om de lees-/spellingproblemen te compenseren.
Oorzaken dyslexie:
De precieze oorzaak van dyslexie is wetenschappelijk nog niet aangetoond. Wel weten we dat er sprake is van een erfelijke component, waarbij vermoedelijk verschillende genen een rol spelen. Als een leerling een ouder heeft die dyslectisch is, heeft hij ongeveer 40% kans er ook aanleg voor te hebben (Grigorenko, 2001; Paracchini, Scerri, & Monaco, 2007). De genetische aanleg is zeker niet allesbepalend; ook een kind zonder familielid met dyslexie kan dyslectisch zijn (Shaywitz, 2003).
Meer over ONDERKENNING VAN LEES- EN SPELLINGPROBLEMEN EN DYSLEXIE kunt u lezen op de site www.masterplandyslexie.nl
Kenmerken bij het leren:
De kleuterfase
Het klinkt vreemd om een kind dyslectisch te noemen, wanneer het nog niet heeft leren lezen.
Toch zien we bij kleuters, waarbij later dyslexie blijkt, al bepaalde kenmerken:
- Ze hebben moeite om klanken in woorden op de juiste volgorde te plaatsen.
- Ze kunnen woorden of zinnen niet precies (na)zeggen.
- Ze kennen weinig feiten en begrippen, zoals links en rechts, kleuren, dagen van de week.
- Ze onthouden moeilijk versjes en liedjes.
- De motorische ontwikkeling kan problematisch verlopen
Leren lezen, groep 3
Bij het leren lezen zien we bij dyslectici het volgende:
- Ze kunnen de klank bij een letter moeilijk onthouden.
- Ze verwarren letters, die op het eerste gezicht en het gehoor op elkaar lijken (bijvoorbeeld: m/n, b/d, v/w, u/eu/ui, a/aa).
- Ze kunnen de eerste woordjes moeilijk onthouden.
- Ze lezen te veel ‘letter voor letter’ of haperen bij het lezen.
Lezen na groep 3
Na het leren lezen wordt het lezen verder ontwikkeld. Hierbij speelt, naast de leestechniek, ook het begrijpen van de tekst een belangrijke roI. Bij dyslectici zien we de volgende problemen veel voorkomen:
- Ze laten woorden weg, voegen ze toe of maken er soms heel andere woorden van.
- Ze verwarren tekens die op elkaar lijken (bijvoorbeeld: m/n, b/d, z/s, v/w, u/eu/ui).
- Ze lezen een onder woord dan er staat, maar het woord betekent wel ongeveer hetzelfde (bijvoorbeeld: kat = poes). Ze ‘gokken’ veel of lezen te veel ‘letter voor letter’. Ze vinden lezen moeilijk of hebben er zelfs een hekel aan.
Spellen
Foutloos schrijven is voor dyslectici soms nog moeilijker dan lezen. Belangrijke kenmerken zijn:
- Ze halen letters die op elkaar lijken door elkaar (bijvoorbeeld: m/n, b/d, s/z, v/w, f/v, u/eu/ui).
- Ze draaien letters om (bijvoorbeeld: ei = ie, ui = iu).
- Ze laten letters en woorden weg of voegen ze juist toe.
- Ze schrijven woorden op zoals ze klinken (de=du).
- Ze kennen vaak wel regels voor het spellen, maar gebruiken ze niet tijdens het schrijven.
- Ze maken nog meer fouten in hun eigen verhalen.
Andere vakken
Ook bij het leren van andere vakken kunnen dyslectische leerlingen problemen hebben, bijvoorbeeld:
- Ze keren cijfers om (31 =13).
- Bij het hoofdrekenen worden fouten gemaakt doordat de ’tussenstappen’ worden vergeten.
- Ze hebben moeite met ‘rijtjes leren’ bij aardrijkskunde en het uit het hoofd leren van de tafels.
- Ze maken veel schrijffouten in hun aantekeningen en werkstukken.
- Engelse woorden opschrijven is moeilijk.
Dyslexieonderzoek
Hiervoor maak ik gebruik van de bekende lees- spellingtoetsen zoals de DMT, AVI en PI-dictee maar ook de Klepel wordt afgenomen Dit is een test, waarbij onzin-woordjes gelezen moeten worden. In combinatie met de Een-Minuut-Test geeft deze test goede aanwijzingen voor classificatie en behandeling van leesproblemen. Daarnaast zal het onderzoek zich met name richten op het vaststellen van de achterstand, de hardnekkigheid en het automatiseringsprobleem, de belangrijkste criteria om dyslexie vast te kunnen stellen.
Door afname van de leesvoorwaardentoets van Struiksma en Van de Leij kan bekeken worden of aan de voorwaarden om tot lezen te komen voldaan wordt.
De DST (Dyslexie Screening Test) kan in beeld brengen of en hoe groot het risico op dyslexie is. Het is een Cotan-goedgekeurd toetsinstrument, dat individueel afgenomen en waarbij de score wordt uitgedrukt in PLQ (psycholinguïstisch quotiënt).
Wordt aan bovengenoemde criteria voldaan dan zal de dyslexiespecialist in een adviesgesprek het vermoeden uitspreken dat het hier gaat om dyslexie.Zij kan niet diagnosticeren en ook geen dyslexieverklaring afgeven! Hiervoor zal zij u doorsturen naar een gekwalificeerd orthopedagoog/ psycholoog, die dat wel mag.